“6 uur hardlopen, das toch niet gezond?”
Verslag ultraloop Stein, maart 2012
Bovenstaande quote is de meest gehoorde reactie op het feit dat ik mee gedaan heb aan de 6 uur van Stein. Gelukkig is gezondheid niet mijn primaire drijfveer om te sporten en heb ik veel plezier beleefd aan de voorbereiding en de eerste helft van de wedstrijd…
Hoe bedenkt een mens dat het mogelijk is om zo ver te rennen? Vorig jaar was ik uitgenodigd om te spreken op een minisymposium bij het WK 100 kilometer in Winschoten. “Dat moeten wel heel vreemde mensen zijn”, dacht ik nog. Toen dat eigenlijk heel goed mee bleek te vallen ben ik eens bij mezelf gaan nadenken waarom ik dat eigenlijk niet ook zou moeten kunnen. Tenslotte heb ik genoeg loopkilometers gemaakt in mijn leven en met een beetje fantasie kun je een ironman ook beschouwen als “beyond the marathon” zoals ultralopen zich definieert. En als Rene Froger een marathon kan lopen, moet ik toch wel het dubbele kunnen? Het zaadje was geplant.
Bij het plannen van de winter is het altijd lastig voor een triatleet om leuke doelen te verzinnen. Het zwemmen is bij mij vooralsnog sowieso een beetje doelloos en tijdsinefficiënt en de Tacx is ook niet zo inspirerend. Dan is het bijna logisch om een ultraloop in maart te plannen… in mijn hoofd dan toch. Ik heb op “ultraned.org” op de kalender gekeken en er bleek een internationaal evenement in Limburg in maart te bestaan: de 6 uursloop van Stein. Zo werd dit mijn hoofddoel voor de winter.
Ja, hoe ga je je dan voorbereiden op zoiets? Eigenlijk heb ik in de training niet zo veel veranderd, behalve zo goed als alle tempos geschrapt en wekelijks een rustige lange duurloop van 40+ kilometers. In november werd door een buiteling op de MTB (gekneusde ribben en een lichte hersenschudding ) de trainingsopbouw nog wat verstoord, maar vanaf half december kon ik de lange duurlopen echt gaan uitbouwen. Ik heb fantastische lopen gedaan: dwars door Noord-Holland (Stompetoren-Onderdijk), Maastricht-Valkenburg-Geleen, Amsterdam-Wijk aan Zee- Castricum, trailruns door het geuldal en de langste: 51 kilometer vanuit huis over de hei bij Maasmechelen. Gewoon ik en mijn rugzak.
Dan sta je aan de start en moet je maar hopen dat je genoeg gedaan hebt in de voorbereiding. Het einddoel was al geëvolueerd van uitlopen, naar 75 kilometer, naar 78 kilometer, naar uiteindelijk de limiet voor de WK 100 kilometer: 82 kilometer. Dat betekent 82 keer 4’23”/km, zonder plaspauzes of verzwakkingen. Het is een avontuur om zoiets nieuws te doen, waarbij de afloop totaal onzeker is.
De dag van de wedstrijd is het mooi weer, maar er is wel regen voorspeld voor halverwege de middag. Er blijken veel sterke Belgen aan de start te staan, maar ik ken zo goed als niemand. Ik heb wel eens een filmpje gezien met een interview met Bram van Rijswijk, maar voor de rest zijn het nieuwe gezichten. Leuk om zo een “scene” mee te maken waar je anders niet snel mee in aanraking komt. Dit zijn toch wel andere mensen dan in de baanatletiek en de triatlon. Weinig uiterlijk vertoon, dit zijn mensen die lopen om het lopen. Pure sport.
De sfeer in het startvak is een beetje gespannen maar gemoedelijk, wie vooraan wil staan mag vooraan staan zonder dat er geduwd wordt. Ik heb wel eens anders meegemaakt in mijn sportcarrière… Pang! We zijn weg, maar het gaat in een sukkeldrafje lijkt het. Ik probeer zo snel mogelijk het juiste tempo te vinden, maar het gaat natuurlijk te snel. Ik kom naast plaatselijke coryfee Jo Schoonbroodt te lopen en we lopen het eerste rondje samen op. Hij wil weer eens een master record breken. Na een rondje van 3.2 kilometer gaat het voor mij te snel, maar voor Jo helemaal, dus hij laat ons gaan. Ik loop met een groepje Belgen onder wie Marc Papanikitas. Daar had ik wel eens van gehoord, dus dat betekent welhaast automatisch dat het een levende legende is in de ultrawereld. Van hem hoor ik de wijze woorden dat iedere getrainde loper wel 4 uur kan lopen, maar dat een 6-uursloop pas daarna gaat beginnen. Ah, nu dus nog 3 uur en 35 minuten rennen voordat deze wedstrijd überhaupt gaat beginnen… Het gaat nog allemaal lekker, zonnetje erbij, en ik probeer rondje na rondje om langzamer te lopen, maar het lukt me niet. Ja, dat staat er echt. Ik loop kilometers van 4’10”-4’15” en dat betekent dat ik per kilometer 10 seconden harder ga dan mijn schema van 82 kilometer. Ik krijg keurig elke ronde van mijn vader de tijden door en hoe ver ik onder schema lig. Het verschil met schema 82 kilometer loopt gaandeweg de race op tot zo’n 5 minuten in mijn voordeel. Ik heb inmiddels geen directe tegenstanders meer om me heen lopen, maar nadat we de befaamde Annie al ingehaald hebben voor onze tweede doorkomst (en zij dus nog niet de eerste gehad had) lopen er overal op het parcours mensen. Soms groet ik, in het begin van de wedstrijd nog wat meer dan erna. Sommigen heb je aan het einde van de wedstrijd zo vaak ingehaald en gegroet dat je van een relatie mag spreken. Ondertussen verstrijkt de tijd en lopen we door. Patrick Delait, de hardlopende journalist van De Limburger, doet een snelheidstraining van twee uur en haalt me een rondje in. Hij zou me hazen, dus dat doet hij nu dan nog maar een rondje. De organisatie had dit jaar de start zo gelegd dat we precies op de marathon door zouden komen bij de jurywagen en de chipmatten. Dat gebeurde in mijn geval na 2 uur 59. Maar de wedstrijd begint pas over een uur. Het is gaan regenen. Eerst zachtjes, toen wat minder zachtjes. Er ontstaan plassen op de weg en het paadje achter het zwembad verandert langzaam in een modderpoel. Ik voel vooral mijn voetzolen en mijn bovenbenen. Het is duidelijk dat ik blaren aan het lopen ben en dat ik te weinig “pounding” op asfalt getraind heb. Irrelevant nu, door, volgende stap, volgende rondje. Ik krijg het koud door de regen en vraag Roos mijn trainingsjack. Ik maak me nog zorgen of de jury dat wel ok vind, nu ik loop zonder dat mijn startnummer zichtbaar is. Dwaze gedachten. Zo rond de 50 kilometer begin ik het zwaar te krijgen. Ik probeer te focussen op andere dingen dan de tijd, maar ik merk dat ik rond de 15 minuten per rondje ben, dus 4 rondjes per uur en dus nog ongeveer 10 rondjes. Zodra je begint met aftellen gaat het echt lang duren. Eigen interpretaties van quotes van Ron Theunisse (“en we sukkelen verder, steeds maar verder”) en Gideon Zadoks (“als je nog een stap kunt zetten ben je nog aan het lopen”) helpen me goed. Ik kan blijven rennen, maar daar is alles mee gezegd. Ik dacht bij een volgende doorkomst dat ik nog zes rondjes moest, maar het bleken er nog zeven. Dat is na ruim 4 uur lopen een zware tegenslag. Het schema van rond 15 minuten kan ik ook al niet meer houden. Ik loop nog wel onder schema van mijn 82 kilometer, maar met de laatste rondetijden zou dat al niet meer lukken. En het ziet er niet echt naar uit dat ik de komende ronden de rondetijden zelfs maar stabiel kan houden. Mijn bovenbenen doen pijn. Maar mijn hele lijf is ook gewoon allemaal koud en leeg. Net als het parcours trouwens. Waar zijn die “pure sporters” allemaal gebleven? Marc had gelijk dat de 6-uurs loop pas na vier uur begint en ik ben geen ultraloper, maar gewoon een goed getrainde loper die eigenlijk niet verder dan vier uur kan lopen. Ik doe het toch, want misschien heb ik niet de spiervezels en de fysiologie van een ultraloper, vandaag heb ik wel de mindset van een ultraloper. Om nog een quote van Gideon er door te gooien: “Je benen dragen je wel”. Dus sukkel ik voort. Na 23 ronden lees ik dat de benzine vandaag 1 euro 70 kost en vraag me af waarom ik dat niet in de 22 ronden hiervoor heb opgemerkt. Dwaze gedachten. Met nog een half uur te gaan komt er nog iemand voorbij. Ik doe geen moeite om ook maar te proberen hem bij te houden. Ik ben blij dat ik nog iets van zweeffase heb, veel meer wil ik niet meer van mezelf vragen. Mijn lijf doet pijn. Natuurlijk is dit allemaal niet gezond of leuk, maar dat was al geen afweging; in deze fase is dat het al helemaal niet meer. Ik kan nog een volgende stap zetten, dus doe ik het. Mijn schema van 82 kilometer heb ik moeten laten varen. Het nieuwe doel voor de laatste twee ronden is 80 kilometer. Ik kan me bedenken dat ik in de buurt zit, maar het lukt me niet om te berekenen hoe ver ik dan precies nog moet. Ik worstel me door de laatste ronden heen, ondertussen verstrijkt de tijd steeds langzamer en lopen we door, ook steeds langzamer. Gelukkig is Roos onverminderd enthousiast langs de kant. De laatste ronde wil ik in eerste instantie gewoon doorlopen, het tempo vasthouden lijkt me uitdaging genoeg. Maar ik kan die 80 kilometer grens toch nog belangrijk genoeg maken om er nog een versnelling in te gooien. Als ik dan met een minuut te gaan nog wordt ingehaald komt helemaal die ingesleten eindsprint van jarenlang baanatletiek boven. Dan gaat er een schot en moeten we allemaal op de plek blijven staan. Verder van de douches kan ik niet staan op het parcours. Ik sta daar dan koud, nat en uitgeput op een grijze maart middag in Stein. Ondanks deze mistroostige omstandigheden krijg ik toch een warm gevoel van trots. Dat warme gevoel is maar kort, want hoewel ik al snel een jas krijg aangereikt begin ik al snel te rillen. Zo eindig ik nog de bij EHBO, maar na een liter warme chocomel en een halve pannekoek (thanks Billy!) kom ik weer wat bij mijn positieven.
Mijn resultaat is uiteindelijk met 80,187 meter een zesde plek, tweede Nederlander en eerste Limburger. Of ik dit nog eens ga doen? Het lang lopen vind ik prachtig, maar al die rondjes… daar moet ik nog even over nadenken. Eerst maar weer een zomer triathlonnen!